maandag 12 maart 2018

TAAL Marc Tritsmans

TAAL

als een tweede, even noodzakelijke
en immer gonzende atmosfeer
ligt ze om de hele wereld heen

ook als we niet praten of schrijven
borrelt ze onafgebroken uit ons op:
alle lucht die we inademen lijkt wel

als taal weer naar buiten te stromen
geen enkele gedachte bestaat zonder haar
en niet de mens was het die haar maakte


zij heeft in haar eentje de mens gemaakt
tot dit reddeloos aan de dood denkend dier
dat zich steeds bewust van het uiteindelijk

zinloze toch maar blijft proberen om hiervoor
nog wat woorden te vinden omdat zelfs even
bestaan beter is dan eeuwig niet bestaan


Dat is belangrijk: we leven en hoewel we verdwijnen - ja, uiteindelijk met zijn allen - we leven nu.
Zelfs even bestaan is beter dan eeuwig niet bestaan.

Ik herinner me een jeugdboek van een Australische schrijfster, maar ik kan haar naam en de titel van het boek niet achterhalen, waarin een broer en een zus heksen kunnen herkennen en als die kwaad in de zin hebben, onschadelijk kunnen maken. Ze ontdekken een soort vampier die leeft van de energie van zijn slachtoffers en die hartstochtelijk graag wil leven, een echt lichaam hebben, ook al is het sterfelijk. ‘O’, zegt hij ‘ik zou er alles voor over hebben een sterfelijk lichaam te bezitten.’

Marc Tritsmans beschouwt taal als een ‘immer gonzende atmosfeer’ om de wereld. Is de taal een los van mensen bestaande entiteit of ontstaat zij door mensen? Waar komt de taal vandaan? De dichter zegt dat het niet de mens was die de taal maakte, maar dat de taal mensen heeft gemaakt. Ik lees dat als: de taal heeft ons tot mensen gemaakt. We kunnen geen gedachten hebben zonder taal. Een andere vraag is of betekenis bestaat zonder taal. Wij kunnen denken in beelden. Misschien ook in gevoelens. Dieren kunnen, veronderstellen we, denken in beelden, niet in taal, dat wil zeggen niet in woorden en zinnen. Wij kunnen denken aan de dood. Wij zijn ons, aldus de dichter, bewust van het zinloze van het geheel. Kun je dichten zonder geloof dat wij deel uitmaken van een voor ons onbegrijpelijke ontwikkeling, een ‘zich ontvouwend bewustzijn’?

Cees Nooteboom schreef over ‘eskaders gedichten zijn op zoek naar hun dichters.
Ze dwalen zonder commando door het grote district
van de woorden
en verwachten het aas van hun volmaakte,
gesloten, gedichte, gemaakte,
en onaantastbare vorm.’

De gedichten zoeken hun dichters. Ze bestaan niet buiten de taal; ze zweven niet rond, maar zijn als het ware verscholen in de taal, die volgens Tritsmans ‘als een tweede, even noodzakelijke / en immer gonzende atmosfeer / (…) om de hele wereld heen’ (liggen).

Marc Tritsmans, ‘Het zingen van de wereld’, Nieuw Amsterdam 2017

Geen opmerkingen:

Een reactie posten