maandag 12 maart 2018

Sasja Janssen, Happy

Kauwen als symbool

Verlangen naar vergetelheid vinden we bij Boutens (‘O alles te vergeten. Eer de avond valt!’) en bij Nijhoff (‘Maar laat mij uit dit land vandaan, / O laat mij zonder herinnering // En zingend het derde land ingaan.’) (Het eerste motto van de bundel Happy van Sasja Janssen.)
Waar wij vandaan komen (het eerste land) weten we niet en zeker niet waarom wij hier (het tweede land) zijn, maar we weten dat we eens moeten vertrekken. Daar kun je naar verlangen en laten we dat dan maar zingend doen.

Sasja Janssen verlangt in haar nieuwe bundel naar het ‘goede uur dat ik in de nacht spring.’ Of is het anders? Gaat de ik met verse voeten naar buiten en beseft zij dat een dode dichter geen gedichten maakt? ‘We weten dat we geboren worden om snel kapot / te gaan, dat weten dient geen doel.’ Maar de dichter kan zich losweken van zichzelf en zij kan iets maken, scheppen. Het schrijven van poëzie is essentieel voor het voortbestaan. De dichteres is happy in de gewone betekenis als een gedicht lukt. De titel van de bundel heeft ze ontleend aan de Engelse taalfilosoof John Austin, die er mee bedoelt dat een taaluiting doelmatig of effectvol kan zijn. (Vreemde keuze van Austin; ‘juist’ of ‘adekwaat’
of ‘deugdelijk’ lijkt me een betere term dan happy of gelukkig.)

Voor de vergetelheid is er ook mankop of blauwmaanzaad, een opium-achtige plant. En dan is er nog mindfuck oftewel verneukgedachte.

De ik in deze bundel is ongelukkig om allerlei redenen, maar  wie heeft haar ooit een rozentuin beloofd? Zij citeert: ‘Have no fear of happiness, it does not exist.’ Het leven is een krankzinnige zaak, waar we niet om gevraagd hebben en er hoeft maar één molecuul in ons hoofd verkeerd te gaan liggen en we zijn stapelgek of dood. Gelukkig bestaat er zo iets als poëzie.

In den beginne is er niets, de volle leegte, niets wat we begrijpen, volgens de Edda, maar in die gapende leegte groeit ijs en vuur en waar die twee elkaar eindelijk raken, ontstaat leven, bedorven door giftig ijs uit de bron Elivagar. Leven is nooit ‘leuk’ geweest.

In het eigen begin is er de rivier, het veer van Baarlo naar Steyl. Baarlo is het knopendorp vanwege de ijzeren knopen, de torii van Tajiri, die daar woonde. Interessant is dat de beeldhouwer zegt: “Een knoop is een knoop. Met de interpretatie daarvan kan niets misgaan" en "Ik wil dat mensen zelf betekenis kunnen geven aan mijn kunstwerken”. Via Google is het lange prozagedicht te volgen.
De dichteres loopt om haar verdriet te verwerken, haar bewustzijn te laten verdampen, vertrekt met het veer naar Steyl naar de ‘roze slotzusters, om de eeuwigheid te zien. Tot ook zij weer water worden.’

Er is de klacht dat de gedichten van Sasja zo moeilijk zijn, zo particulier. In GINUNGAGAP kan de lezer de moeilijkheden oplossen via Google, maar hoe is het in NAAR DE KLOTE? ‘Naar de klote moet ik, kleine woestenij zonder grenzen / met waterdiepten zwaar’. ‘heb ik genoeg gelogen, zonen verdronken voor mijn eigen wil, mijn / handel in verbeeld vermogen, een cabrio voor mijn haard’.
Ook al kun je veel niet duiden: de urgentie is voelbaar en de taal is steeds verrassend.

Sasja Janssen opent haar bundel met een BALLADE VAN DE DICHTERES, een soort verdediging. De laatste drie strofen luiden:

‘We zijn je lezers begonnen er een paar, een papaver smaakt ons
herinneringen ook, maar in een ondoordringbaar canto kunnen 
wij ons niet verstaan,
ik geloof enkelen wilden me afdrogen.

Ze omklemden me als een zwemband en een borst glipte weg
ik zag hoe mijn kleine rog naar de bodem zwom, lief lezer riep ik uit
met mijn woord verliest u minder en ik geen muze,
wat mij betreft een win win.

Een vrouw dook mijn borst op en drukte de vinnen op mijn huid
ik zong het sasjajanssenlied waarvan men lustte
misschien geen poëzie,
maar mijn troubles over taal verdwenen.’

Moet de lezer kennis nemen van een column die Sasja schreef voor het VUmc om dit te begrijpen? (Zie Google; daar vinden we ook andere redenen om niet happy te zijn in de gewone betekenis.) Of moet je gewoon lezen wat er staat? De borst glipte weg; ‘de kleine rog’ is een metafoor. Een vrouw dook de borst op. We hoeven niet alles te herleiden tot autobiografische bijzonderheden, ook al zullen die een bron zijn van de gedichten.
Als we lezen ‘In de vorm zie ik met enige moeite een hert, door mijn wimpers even een springend hert, als op het wapen van Baarlo, zinnebeeld voor Christus, niet mijn verlosser.’ moeten we dan het wapen van Baarlo opzoeken en moeten we de iconografie van het hert kennen? Het staat er toch!

Maar het is wel aardig als je weet dat de kauw symbool is voor overleven, als je in deze bundel veel kauwen tegenkomt.

Sasja Janssen, Happy, Querido, Amsterdam 2017.
64 bladzijden


Geen opmerkingen:

Een reactie posten