maandag 12 maart 2018

Jeroen van Kan De wereld onleefbaar

De wereld onleefbaar

Wesley Albstmeyer werd geboren in 1979 in Kaapstad. In 2008 publiceerde hij in jaargang 6 van Het Liegend Konijn het gedicht ‘Jij de wereld’:

je bent niet van mij nooit geweest maar wel altijd

hier ook al onttrekt zich dat aan wat jij voelt ziet

hoort ruikt met alle gulzigheid omarmt jij die je vol

overgave over het rulle asfalt van je zinnen laat sleuren



want onmatigheid is je middle name en juist dat is wat

ik graag zou willen grijpen die flexawaaier aan onmatig

verzamelde omarmingen van deze wereld jij als vat waarin

ik zonder voorbehoud zou willen verdrinken



jij die uit alle poriën leven ademt ervaringen indrukken

kleuren en geluiden jij die dit alles misschien zelfs bent

jij die alles omvat waar ik geen deel aan hebben kan



vol schaafwonden blauwe plekken en geronnen bloed

dat op je shirt een al te verse landkaart vormt zo ben jij

de wereld en ik daarbuiten machteloos toeëigenend

=
Jeroen van Kan publiceerde de wereld  onleesbaar  in 2017 bij Querido. Hij werd geboren in Hoorn 1968. Hij is dus 11 jaar ouder dan Wesley. Inmiddels weten we dat Wesley een schuilnaam is voor Jeroen. Leek jonger beter voor de publiciteit? Voelde Jeroen zich jonger? Leek Kaapstad interessanter dan Hoorn? (De schippers van Hoorn voeren om de Kaap!)
Het gedicht ‘jij de wereld’ staat op p.62:

jij die je vol overgave over het rulle asfalt van je zinnen laat
sleuren

jij die alles met gulzigheid omarmt want onmatigheid is
je middle name

dat is wat ik graag zou willen grijpen die flexawaaier aan
onmatig verzamelde omarmingen van deze wereld

jij die uit alle poriën leven ademt

jij die alles omdat waar ik geen deel aan kan hebben

vol schaafwonden blauwe plekken en geronnen bloed
dat op je shirt een al te verse landkaart vormt zo ben

jij de wereld en ik daarbuiten machteloos toeëigenend

=
De sonnetvorm, zonder eindrijm of metrum, is losgelaten. Het ontbreken van interpunctie is gebleven. Opvallend is ook het feit dat ‘sleuren’ nu op de volgende regel staat, net als ‘onmatig’ en ‘jij’.

Is de ‘jij’ iemand op wie de ‘ik’ jaloers is of is de ‘jij’ de naar buiten tredende ‘ik’, die hij graag ook van binnen zou zijn?
Uit de bundel is duidelijk dat de ‘ik’ enerzijds naar buiten wil treden en dat ook kan, anderzijds zich wil verbergen voor de wereld.

Hier is een dichter die enerzijds allerlei intieme gevoelens en situaties weergeeft, anderzijds de lezer afschermt: ho, het mag niet te anekdotisch worden, niet te persoonlijk. Het moet wel beheerst. Geen sentimentaliteiten alstublieft. Zie bijvoorbeeld ‘scherven 1 en 2’ (waarbij de lezer aan Faverey moet denken, die het had over de dood en niet over de liefde):

kijk ons daar staan
tussen onze voeten de vaas die jij
niet liet vallen en ik evenmin

kijk ons die breuklijn strelen
hoe onze vingertoppen het parcours
afleggen op niks af langs de rand

kijk die eens niet meer passen op
die andere scherpe rand en die
andere ook al niet op die



Het volgende gedicht heet ‘uittocht’. Moeten we dat nu begrijpen als een soort toekomstbeeld voor de verloren partner? Toch niet, omdat het het laatste gedicht uit de bundel is als afscheid/waarschuwing van/aan de lezer?
De ik uit de gedichten wordt opgejaagd door een verlangen. De dichter benoemt het als ‘doodsbenauwde haast’. Daar tegenover staat een ochtendlijke ‘bedauwde landweg’ ‘waar nog niets lijkt begonnen’. Rust, maar jij rent. De notering is iconisch:
‘en jij rent
                             jij rent
                                                    jij rent’
De ‘jij’, de ‘ik’ die zichzelf toespreekt, realiseert zich dat hij rent naar een toekomst, waar als het goed is ‘elk verlangen is genezen’.
Hij kan jaloers zijn op de ongenaakbaarheid van een steen. De steen die hij bekijkt - hij lijkt op zoek naar een opening - is ‘in zichzelf genoeg’, vindt ‘in zichzelf vervulling.
Het is een verlangen naar stilstand. Elders in de bundel krijgt dit gestalte in ‘dode roofvogel’.
Het verlangen spreekt ook in ‘hoop hulpmotor hart’: ‘zo afgerond lig ik hier in het graf zo puntgaaf’ en ‘zoafgerond aan alle hoeken zo heerlijk glad en / klaar en af zo ben ik nooit geweest toen dit alles / nog werd bezield’.

Jeroen van Kan, de wereld onleesbaar, uitg. Querido, Amsterdam 2017.
71 pagina’s

Geen opmerkingen:

Een reactie posten