zondag 9 oktober 2016

Tomas Lieske – Daedalea

Deernis
Eerder schreef ik over Lieske in ‘De Gids’, 1988:
De gedichten van Tomas Lieske zijn uniek. Ze zijn wonderlijk bizar, eigenzinnig, geestig: droombeelden van een dichter. De onderwerpen komen uit diverse tijden en plaatsen, waarbij kennis van en belangstelling voor mythologische verhalen opvalt. De al genoemde preoccupaties scheppen eenheid, maar de wonderlijke verhalen in hun verrassend poëtische taal laten de lezer vaak in verwarring achter, ook al omdat hij de referenties niet altijd kent.

Het is sindsdien een stuk gemakkelijker geworden dankzij zoekprogramma’s op de computer. Je zou zeggen dat Tomas Lieske de krankzinnigste dingen verzint, maar de Peacock spider, te vinden in de nieuwe bundel Daedalea, bestaat echt. Op een YouTube-filmje kun je een raadselachtig ballet zien van deze spin. Ik moest denken aan schilderijen van Lucebert.
De bundel wordt door de schrijver een vertelling in gedichten en prozagedichten genoemd. Eerder publiceerde hij in ‘De Gids’ het eerste deel. Het is een stemmenspel. De stemmen worden vertolkt door acht klonkies. Dat is Zuidafrikaans voor kleurling, meest jonge mannen. Eelementen uit die taal vinden we in de bundel terug. Het spel bestaat uit vier delen of bedrijven en dertien taferelen. Het eerste bedrijf gaat over de terugkeer van Keto Stiefcommando, de hoogvlieger à la Daedalus. Daedalea is de doolhofzwam (Daedalea quercina), een schimmel uit de stam der steeltjeszwammen.
lieskeHet onderwerp van het spel is Mosje die het grote volk verschoppelingen bevrijdt en meevoert naar het Beloofde Land. Daarbij komen we bekende thema’s tegen uit het boek Exodus: twee plagen en tenslotte de gang door een zee met muren van water. Mosje is waarschijnlijk geïnspireerd door een kleurling die bij een bushalte rondliep in een jasjurk op blote voeten. Hij sleepte met manshoge in zwart plastic gebonden vierkante pakken. In dat pak zat oud papier en het merkwaardige was dat de man zo’n pak openmaakte en alles opnieuw ordende. Daarna danste hij een ‘springhazendans’. Het speelt in Parijs, voornamelijk langs de Seine. De verschoppelingen zijn de zwervers, de hoeren, de bedelaars, de Afrikanen. De Egyptenaren zijn de welgestelde Parijzenaars, als pars pro toto voor de Fransen, de westerlingen. En je zult al gauw denken aan het actuele probleem van de vluchtelingen en de eigen-volk-eerst-reacties. Waarbij de vraag is of de achterblijvers het redden zonder dienaren. Uiteindelijk houden de verschoppelingen de economie draaiende.
De klonkies spelen Imker Graat, een soort verteller, die veel met honing heeft, ‘de gomhars van de verschillende taferelen’. Verder: Farao, een koning; Sua Vecito, zijn dochter, die Mosje uit het water laat vissen. Zij speelt ook nog een jongste dochter van de farao op wie Mosje verliefd wordt. Ze moeten elkaar in het geheim ontmoeten. Sua Vecito verwijst naar haarpommade; ze heeft relaties in iedere barbershop. Merci Merci, een dienstmeisje, staat voor alle mensen met ‘een watersoeploon’, in het oude Egypte de tichelbakkers, piramidebouwers. De wraak van de meisjes is gruwelijk. Ze zullen Sua Vecito vastbinden en bewerken met scherpe koksmessen. De paringsdans van Mosje lijkt op die van de peacock spider; kijk maar.
Dit zachte wiegen geldt als intro, nu de strek
correct, maar dan snel omhoog opdat alles
aan mijn lijf lustig gaan vibreren.
Met onze mond kan ook. En als u wilt
mit Regenhut. Ik zet mijn onderlijf
rechtop als varkensleren theemuts, als tiara,
als helmhoed van verborgen en nauwelijks
beschreven wilde stammen, teken van macht
van tovenaars, tirannen, tegenpausen.
Het rood is koninklijk bloed vergoten
in eeuwenoude twisten. Het blauw
is mist en nevel rond stille boerenhoeven.
Het geel is het stroeve, afgebakend licht
van gebrandschilderde namen. Neem,
mevrouw, het geile groen in overgave,
gillend, volledig in het zicht.
Ook in het proza grossiert Lieske in originele en sprekende metaforen: ‘Een pasgeboren ochtendmist trekt met vaandels van natte tule langs de huizen.’ ‘Voor haar is klanten vangen als kakke zonder douwe’.
Het is alles maar een spel, een Shakespeariaanse droom, maar ondertussen hebben we meegeleefd met de clochards en de Afrikanen en ook met de Pakistaan die voor een slagerswinkel ligt te sterven, tot grote zorg van de slager, niet vanwege de Pakistaan, maar vanwege het wegblijven van de klanten, Arabia Felix, één van de meisjes zegt:
Hoeveel verlangens, visioenen scholen in dat hoofd?
Zijn dagen van bewustzijn, zijn reizen naar het westen, hij liep
van de zon weg op zoek naar andere kansen. Wat is de naam
die zijn god in zijn blind en doof hoofd zal dragen?

Tomas Lieske – Daedalea, Querido, Amsterdam-Antwerpen. 76 blz. € 17,98.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten